abraxes
Leeftijd: 44 Geslacht: Sterrenbeeld: Studieomgeving (BA): OU
Berichten: 1624
|
Geplaatst: vr 29 sep 2006 5:03 Onderwerp: Wie zit er in mijn zaal? |
|
|
Gister ben ik met medestudent Gwenny naar een tweetal strafzaken gegaan om eens te kijken op welke wijze de theorie in praktijk vorm krijgt. De eerste zaak betrof een drugszaak met 3 verdachten. We zaten in de publieke tribune achter glas en konden het verhaal -indien de microfoon niet werd vergeten- redelijk volgen. Naast ons was de familie van een van de verdachten aanwezig. Het lijkt dan passend om daar rekening mee te houden en niet allerlei zaken te opperen waarbij een der familieleden als levenloos studeermateriaal wordt gezien. Dat is aardig gelukt en betrof primair een morele kwestie. Misschien doet men er überhaupt verstandig aan enigszins genuanceerd te zijn als blijkt dat er een forse hoeveelheid cocaïne is verhandeld en de positie van de familie daaromtrent niet direct inschatbaar is.
Voorts waren we als toeschouwer aanwezig bij een zaak die voor de politierechter kwam. Ditmaal konden we gewoon deelnemen in de zaal zelf. Omdat de verdachte niet was komen opdagen zou het een minder intensief gebeuren worden, warende het niet dat de rechter ons gezelschap kon waarderen en besloot de procesgang in eigenlijke vorm te handhaven.
Nadat de rechter direct uitspraak had gedaan kregen we de gelegenheid vragen te stellen. Het was op dat moment dat ik vrienden maakte met de ovj, daar ik het niet kon weerstaan de vraag voor te leggen waarom de discrepantie tussen de eis van de ovj en de uiteindelijke uitspraak zo aanzienlijk was.
In beide zaken was het namelijk zo dat e.e.a. onvoldoende wettelijk en overtuigend bewezen werd geacht, zodat het op dat vlak niet kwam tot een veroordeling. Mijn vraag bevatte een hoog abstractiegehalte, hetgeen voor de rechter kennelijk des te meer de moeite waard was om daar uitgebreid op in te gaan. Uiteraard vond ik het gepast te volstaan met de gegeven informatie en besloot 'de zaak' af te doen met een compliment voor zijn helder betoog.
Maar de gedachte is nog niet vervaagd. De essentie betreft de werking welke uitgaat van het onmiddelijkheidsbeginsel, aldus rechter (beknopt samengavat).
Mijn gedachte
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting kan een dergelijke discrepantie ontstaan. Een pluriforme lezing van dit beginsel is te dien aanzien wenselijk. Met dien verstande dat ik doel op een zeker wederkerig kanscomponent. Een in beginsel tamelijk zekere eis kan evenwel niet gehonoreerd worden indien de rechter op grond van het onderzoek ter terechtzitting tot een ander inzicht komt. Voorts ziet met het 'kansaspect' terug indien de ovj voor wat betreft een onzekere kwestie niettemin besluit over te gaan tot vervolging. Het gaat dan om de bekende 'met de wetenschap van toen' vraag. Immers, niet altijd is te overzien hetgeen gedurende het onderzoek ter terechtzitting zal gaan plaatsvinden.
Derhalve zal weloverwogen moeten worden vastgesteld of de ingrijpende middelen, welke op grond van het strafrecht jegens verdachte een zekere beperking van diens 'relatieve soevereiniteit' met zich meebrengen, mogen worden ingezet, als men zich bedenkt dat 'hij best wel eens dader zou kunnen zijn'.
Als algemene opmerking lijkt een verwijzing naar het onmiddelijkheidsbeginsel plausibel. Zulks biedt echter fundament voor nuance, en het was nu juist dit laatste aspect dat ik graag ter discussie wilde stellen. |
|