Wat telt? Feiten of meningen bij de belastingdienst.

[Shadow]

Ik heb antwoord gehad op een bezwaarschrift wat ik heb ingediend over de aanslag 2005 en dat vond ik heel verontrustend. Tenminste, zo beleef ik het.

In een brief van de belastingdienst over de beoordeling van mijn bezwaarschrift staat;
Ik ben van mening dat de aftrek scholingsuitgave bedoelt zijn voor u en/of een eventuele partner en niet voor de kinderen.
Dus de belastingdienst vindt dat ik fraudeer (of probeer te frauderen) of in het minste geval onder valse voorwendselen probeert belastinggeld te verkrijgen. Daarmee trekt de belastingdienst mijn integriteit in twijfel en zet me in een kwaad daglicht. Volgens mij moet een belastingdienst besluiten nemen op grond van feiten, en niet op grond van wat de mening is van een bepaalde persoon die het bezwaarschrift behandeld.

Als de belastingdienst inderdaad dit vind is het wettelijk verplicht om aangifte te doen bij de FIOD.

Ik wil graag reageren op deze beschuldigingen (laster of kwaadsprekerij) omdat toch de goede naam van mij hier op het spel staat.

[tikSimone]

[bona fides]

De inspecteur geeft met deze zin slechts zijn mening over de juiste uitleg van de wet. Je kunt zijn uitleg aanvechten bij de rechter door na afwijzing van je bezwaar beroep in te stellen bij de sector bestuursrecht van de rechtbank.

De zin bevat geen verwijt over gepleegde fraude. Je naam staat dus niet op het spel. Eerlijk gezegd lukt het mij ook niet om er een verwijt in te lezen, maar dat kan aan mij (of beter: mijn juridische opleiding) liggen. De belastingdienst schrijft in ieder geval niet dat jij bepaalde bedragen stiekem voor je kinderen hebt aangewend ipv voor jezelf of je partner. De belastingdienst bedoelt slechts te zeggen dat de uitgaven die je hebt gedaan niet gelden als scholingsuitgave in de zin van de Wet IB 2001.

De belastingdienst neemt besluiten op grond van feiten, maar moet daarbij natuurlijk wel de wet toepassen.

Gezien artikel 6.27 Wet IB 2001 heeft de inspecteur inhoudelijk overigens gelijk.
_________________
Hanc marginis exiguitas non caperet.