Hakkelaar
Leeftijd: 41 Geslacht: Sterrenbeeld: Studieomgeving (BA): UL
Berichten: 151
|
Geplaatst: di 25 okt 2016 21:53 Onderwerp: BTW over tarief dagvaarding opdrachtgever of eiser relevant? |
|
|
Geachte dames en heren,
Ik ben een laatste sommatie aan het opstellen waarin ik de schuldenaar netjes wil waarschuwen voor kosten gepaard gaande met een rechtzaak.
In dit licht staat mij iets bij van het mogen verhalen van de BTW als schade over de ambtshandeling indien eiser(es) die niet kan verrekenen.
Artikel 10 Besluit tarieven ambsthandelingen gerechtsdeurwaarders:
Quote: | De kosten worden verhoogd met een percentage dat overeenkomt met het percentage, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet op de Omzetbelasting 1968, indien de opdrachtgever de hem in rekening gebrachte omzetbelasting niet op grond van genoemde wet kan verrekenen en zulks nadrukkelijk verklaart, en de gerechtsdeurwaarder aan de voet van het exploot verklaart dat de kosten in verband daarmee zijn verhoogd. |
Nu val ik over het woordje opdrachtgever.
Volgens ben IK toch straks echt degene die een (concept)dagvaarding stuurt naar de deurwaarder om te betekenen. Ik kan de BTW verrekenen.
De dame die ik in de dagvaarding opneem als eiseres echter niet (consument (natuurlijk persoon niet handelende in beroep/bedrijf).
Nu heb ik contact gezocht met een deurwaarder en die geeft aan te kijken naar de (aard van) de dagvaardende partij om te bepalen of hij aan het einde van de dagvaarding de boel met BTW verhoogd.
Is het woord opdrachtgever hier ongunstig gekozen?
De Nota van Toelichting biedt (mij) geen extra inzicht:
Quote: | Artikel 10 voorziet in een nadere tariefdifferentiatie op basis van de omzetbelastingplichtigheid van de opdrachtgever. Daaraan ligt ten grondslag het feit dat omzetbelasting, waarmee de gerechtsdeurwaardersdiensten zijn belast, een kostprijsverhogende factor voor de opdrachtgever is indien deze de belasting niet kan verrekenen. Daarvan is in het algemeen sprake, indien de opdrachtgever geen ondernemer is in de zin van artikel 7 van de Wet op de Omzetbelasting 1968, of indien de vordering betrekking heeft op een vrijgestelde prestatie als bedoeld in artikel 11 van de Wet op de Omzetbelasting 1968. Indien de in rekening gebrachte omzetbelasting wel kan worden verrekend, vormt die geen kostenpost. In artikel 10 wordt deze aanvullende schade gedeeltelijk in de schuldenaarstarieven verdisconteerd in de vorm van een extra verhoging met een percentage dat gelijk is aan het BTW-percentage. De verhoging bestaat dus niet uit omzetbelasting. De verhoging wordt slechts toegepast indien de opdrachtgever verklaart de omzetbelasting niet te kunnen verrekenen en de gerechtsdeurwaarder aan de voet van het exploot vermeldt dat de kosten om die reden zijn verhoogd. Een verwijzing naar het onderhavige artikel kan daarbij volstaan. De BTW-schade wordt niet in alle gevallen geheel geredresseerd, aangezien de basis van de belastingheffing en die van de verhoging niet dezelfde zijn. De omzetbelastingheffing wordt immers berekend over het tussen de gerechtsdeurwaarder en de opdrachtgever (vrij) overeen te komen tarief, en de verhoging op grond van artikel 10 over de op de gemiddelde kostprijs berekende vaste schuldenaarstarieven. De keuze voor een vaste verhoging met een vast percentage waarborgt echter dat de vaste schuldenaartarieven niet afhankelijk zijn van de afspraken tussen de opdrachtgever en de gerechtsdeurwaarder waarop de schuldenaar geen invloed heeft. Daarmee wordt voorkomen dat de schuldenaar wordt geconfronteerd met (hoge) kosten die niet zijn gerelateerd aan de geleverde prestatie. |
Update:
Volgens mij ben ik eruit. Uit de bewoording van menig dagvaarding valt m.i. op te maken dat de dagvaardende partij en niet de gemachtigde als opdrachtgever heeft te gelden.
Quote: | Heden te ... op verzoek van ... ter dezer zake domicilie kiezende |
|
|