Amateur
Leeftijd: 77 Geslacht: Sterrenbeeld:
Berichten: 8
|
Geplaatst: di 18 aug 2015 1:19 Onderwerp: Aanhorigheid |
|
|
Ik zou graag een annotatie willen lezen op een uitspraak, die gepubliceerd is in Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht (NTFR), 2011, 55. Het is een annotatie van Arends op een uitspraak van het Hof Amsterdam van 23-3-2009 (ECLI:NL:GHAMS:2009:BO7170). Het gaat over aanhorigheid van een woning bij een andere woning, zodat ze samen onder de eigen woning regeling vallen. Weet iemand waar ik deze annotatie zou kunnen lezen? |
|
1e_jaars_fiscaal_recht
Leeftijd: 28 Geslacht: Sterrenbeeld: Studieomgeving (BA): Studieomgeving (MA): UvT Berichten: 125
|
Geplaatst: wo 26 aug 2015 3:16 Onderwerp: |
|
|
Samenvatting
Belanghebbende heeft twee aan elkaar grenzende percelen in eigendom met op ieder perceel een pand. Belanghebbende heeft de hypotheekrente en kosten voor beide panden afgetrokken als aftrekbare kosten met betrekking tot de eigen woning. Het hof is van oordeel dat van een eigen woning slechts één zelfstandig gebouw deel kan uitmaken. Op de twee percelen staan afzonderlijke opstallen, zodat geen sprake is van één gebouw. Vervolgens oordeelt het hof dat het pand op perceel 1, dat in gebruik is als opslagruimte, hobbyruimte en gastenverblijf, tezamen met de tuin een aanhorigheid is van de woning op perceel 2. Het pand is in gebruik bij de bewoners en dienstbaar aan de woning. Door de bestemming die belanghebbende aan het pand op perceel 1 heeft gegeven, is dit pand dienstbaar aan de woning op perceel 2. Uit het voorgaande volgt dat het pand op perceel 1 en de daarbij behorende tuin een aanhorigheid zijn van het pand op perceel 2.
(Hoger beroep gegrond.)
Commentaar (mr. A.J.M. Arends*)
In deze casus kocht belanghebbende binnen zestien maanden met afzonderlijke leningen twee panden inclusief twee tuinen die aan elkaar grenzen. De primaire stelling dat de beide afzonderlijke panden als één gebouw kunnen worden aangemerkt, was kansloos. De wettekst van art. 3.111, lid 1, Wet IB 2001 spreekt immers van een gebouw. Overbleef de mogelijkheid om het niet door hem bewoonde pand met tuin als aanhorigheid van het wel door hem bewoonde pand aan te merken.
Rechtbank Haarlem oordeelde in de voorliggende uitspraak op 3 oktober 2007 dat hiervan geen sprake kon zijn, omdat het desbetreffende pand gelet op de bestemming om afzonderlijk te worden gebruikt en de aansluiting op gas, licht en water een zelfstandige woning was (nr. 06/10487, NTFR 2007/2132 met commentaar van Elbert). In hoger beroep komt Hof Amsterdam evenwel tot een andere conclusie zich daarbij baserend op HR 16 juli 1993, nr. 29.174, BNB 1993/281. Hierin oordeelde de Hoge Raad dat voor de kwalificatie aanhorigheid van in casu een stal die als hobbyruimte – voor het houden van schapen – diende, van belang is of de stal bij de woning behoort, daarbij in gebruik is en daaraan dienstbaar is. De Hoge Raad verwierp het oordeel van Hof Leeuwarden, dat had geoordeeld dat het feit dat de stal eerder als bedrijfsruimte – voor het houden van schapen – had gediend, verhindert dat de stal – met als functie hobbyruimte voor het houden van schapen – als een aanhorigheid kan kwalificeren.
Anders dan de rechtbank leidt Hof Amsterdam in de onderhavige casus uit genoemd arrest af dat het feit dat een woning als een zelfstandige woning kan worden gebruikt en daarvoor ook eerder is gebruikt, niet verhindert dat een dergelijke woning voldoet aan de kwalificatie aanhorigheid. In casu is daaraan voldaan omdat beide tuinen met behoorlijke kosten als een geheel zijn aangelegd waarbij de tuinpaden beide opstallen en de garage onderling verbinden. Voorts is er nog maar één toegangsweg naar beide opstallen en de garage. Het niet-bewoonde pand is in gebruik bij de bewoners als opslagruimte, hobbyruimte en gastenverblijf en als zodanig dienstbaar aan het bewoonde pand. Kortom, belanghebbende heeft duidelijk zijn best gedaan om van de afzonderlijk gekochte percelen met daarop twee opstallen één geheel te maken, waarbij het niet-bewoonde pand in gebruik is bij en dienstbaar aan de bewoners van het bewoonde pand. Ik kan mij dan ook geheel vinden in het oordeel waartoe het hof is gekomen. |
|